Groeien in zelfvertrouwen? Het brein is de sleutel!

Zelfvertrouwen? Het liefst zou je jouw kind een enorme dosis meegeven! Was het maar zo simpel. Zal ik je wat verklappen? Zo moeilijk is het niet, als we de sleutel maar weten te vinden. De sleutel, dat is het brein. Onze hersenen zijn elastisch en daardoor is verandering mogelijk. Yes!

 

Wat is zelfvertrouwen? Zelfvertrouwen gaat over de mate waarin een kind in zichzelf gelooft. Het kind vertrouwt erop dat het de uitdagingen waarmee het te maken krijgt, zal aankunnen. Kinderen met zelfvertrouwen weten dat er van ze gehouden wordt en dat ze worden gewaardeerd om wie ze zijn (bron: Opvoeden tot zelfvertrouwen).

 

Ik zou nog wat verder willen gaan en splits daarom zelfvertrouwen op in: intrinsiek – en extrinsiek zelfvertrouwen. Extrinsiek zelfvertrouwen is een bevestiging die je haalt uit jouw omgeving. Voorbeelden hiervan zijn: een leerkracht die jou complimenten geeft, een dyslexiebehandelaar waar jij je prettig bij voelt, een school waar jij gezien wordt. Maar wat als dit alles weg valt? Wat als de dyslexiebehandeling stopt? Wat als je een leraar krijgt die jou niet begrijpt? Wat als je de overstap maakt naar de middelbare school en daar heel anders met dyslexie om wordt gegaan? Heeft jouw kind dan ook nog zelfvertrouwen? Oftewel vertrouwt het dan op zichzelf en is de bevestiging van de omgeving wel fijn maar niet nodig om zelf te weten dat je goed bent zoals je bent. Dit laatste is intrinsiek zelfvertrouwen. Dan haal je het vertrouwen echt uit jezelf. Je richt je niet op de omgeving. De punten die de andere kinderen uit de klas halen, de dingen die zij doen vind je leuk of interessant of het doet niets met je en dat is helemaal ok want jij weet dat wat jij doet goed is. Het is jouw weg naar Rome. Het ene kind bewandelt de rechte route en het andere kind neemt wat bochten mee.

 

Kinderen worden als het ware ‘neutraal’ geboren. Door de ervaringen die ze meemaken bouwt het ene kind vertrouwen op en het andere kind zakt steeds verder weg. Dit is van veel factoren afhankelijk. Zo kunnen 2 kinderen uit hetzelfde gezin, die naar dezelfde school gaan en dezelfde leerkracht krijgen heel anders reageren op prikkels die ze binnen krijgen. Even terug naar die elasticiteit. In de eerste 10 levensjaren van een kind groeit het brein sterk. Het wordt groter en rekbaarder. Kinderen leren nieuwe dingen en die gaan niet altijd de eerste keer goed. Door fouten te maken train je het brein. Kinderen met (vermoeden van) dyslexie hebben vaak veel foutervaringen. Hoe hard ze ook blijven oefenen, ze blijven fouten maken. Dat doet pijn en draagt niet bij aan het bouwen aan zelfvertrouwen. Als ze geen fouten meer durven te maken geven ze het brein ook niet meer de kans om te rekken en dus te groeien. Dit noemen we faalangst. Faalangst is iets wat je absoluut niet wilt, het houdt het kind tegen in zijn leer- en ontwikkelproces.

 

Het heeft dan ook niet zoveel zin om op dezelfde manier te blijven leren. Het aanbieden van stof op andere manieren, die passen bij de manier waarop het kind informatie verwerkt is dan veel interessanter. Zo kan het kind weer positieve leerervaringen opbouwen. Dit gaat het brein onthouden! De volgende keer zal het kind het nieuw te leren item misschien lastig vinden maar het toch proberen en zien dat het lukt! Het brein groeit weer! Zo ontstaat er ruimte om nieuwe informatie en ideeën op te slaan. De ruimte die er door de groei ontstaat zorgt voor ontspanning. Leren wordt weer leuk en kan plaatsvinden vanuit rust. Ontspanning, rust en positieve leermomenten dragen bij aan het groeien van het intrinsieke zelfvertrouwen!